Romantiek

De Romantiek was een periode die van ongeveer 1790 tot 1850 duurde. Romantiek komt van het Franse woord ‘roman’, dit betekent een niet regel gebonden, vrij-literaire schrijfvorm. Eerst zag men de Romantiek negatief maar later positief.

 

De Romantiek had een aantal kenmerken, de belangrijkste voor de poëzie waren:

  • Individualisme en weltschmerz, hiermee wordt het gevoel en de intuïtie van een persoon bedoeld. Kunst moet origineel zijn, gevoelens en verlangens moeten zichtbaar zijn, ook moesten ze echtheid laten zien. 
  • Escapisme en natuur verlangen, men wilde terug naar de onaangetaste natuur want dat bood rust en heling. 

 

In deze tijd werden dagboeken, reisverslagen, romans, gothic novels en historische romans belangrijker.

 

Ook waren er schrijvers die belangrijk waren. Dat waren onder andere Piet Paaltjens en Willem Bilderdijk. Piet paaltjes was bekend door zijn spottende humor die veel andere schrijvers niet gebruikte. De onderwerpen van zijn gedichten waren wel ongeveer gelijk met die van de andere dichters zoals grote gevoelens, grote verlangens, onmogelijke liefdes en de dood.

 

Een van Paaltjens zijn gedichten was ‘Aan Rika’:

Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die den trein
Waar ik mee reed passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.

 

En toch, zij duurde lang genoeg om mij
Het eindloos levenspad met fletsen lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.

 

Waarom ook hebt gij van dat blonde haar,
Daar de engelen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe oogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!

 

En waarom mij dan zoo voorbijgesneld,
En niet, als ‘t weerlicht, ‘t rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?

 

Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder helsch geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?

 

Het gedicht gaat over dat als hij Rika ziet hij ineens gelukkig wordt. Hij denkt dat hij dat geluk voor altijd met haar zal delen. Hij wil liever één kus van haar en dan overleiden in plaats van zonder haar moeten leven.

 

Dit hele gedicht is eigenlijk een climax, elke strofe leidt tot het uiteindelijk hoogtepunt: het samen overleiden met Rika. Ook zit er een paradox in het gedicht. “Het eindeloos levenspad” het levenspas is niet eindeloos dus deze twee worden zijn een tegenstelling van elkaar. Ook zijn er in dit gedicht twee retorische vragen in de negende en tiende regel en in de elfde regel. Dit zijn mededelingen in de vorm van een vraag waar geen antwoord op wordt verwacht. In het een na laatste kwatrijn vindt een opsomming plaats, en en en en. Ook vindt er een vergelijking plaats tussen de blonde haren van Rika en het haar van een engel.

 

In het gedicht komt volrijm voor, het is gekruist rijm. Het rijmschema van dit gedicht is: A B A B C D C D E F E F G H G H I J I J.

 

Het thema van dit gedicht liefde, alle elementen in dit gedicht laten zien dat het uiteindelijk gaat om hoe erg hij verliefd is op Rika en niet zonder haar verder zou willen leven.

 

Een ander gedicht van Paaltjens is ‘Aan Betsy’:

Het heugt mij als de dag van gistren. Op het mos
In hartverovrend achteloze houding lag
Uw rijzige figuur, wijl de anderen het bos
Langzaam doordwaalden. 't Was een vreeslijk hete dag.

Gij hield mijn veldfles aan uw rozenlipjes, droog
Van 't lachen. Diep-gemoedlijk, als wen de avondklok
Door 't dal luidt, klonk het in uw keel. En zacht bewoog
Uw zoete strot zich op en neer bij elke slok.

Intussen leunde ik schilderachtig op de tronk
Eens duizendjaargen eiks en vroeg mij heimlijk, wat
Voor smaak wel 't lot had, dat het aan een veldfles schonk,
Wat dromend slechts mijn dichtermond genoten had.

O, ware 't noodlot niet alleen behept met koud
Verstand maar ook met warm gevoel, - uw poezle hand
Had plots de fles, zodra ze leeg was, door het woud
Gekeild, en op mijn lippen had uw mond gebrand.

Nu echter dronk ge alleen de fles leeg, onbewust,
Dat de inhoud nog al koppig was, - 't was witte port, -
En sloot uw loddrige oogjes dicht en sliep gerust. -
Nooit heb ik zóveel tranen op één dag gestort
.

 

Het gedicht begint met een uitleg over dat Paaltjes een vrouw in het mos ziet liggen. Hij vertelt dat het een hete dag is, dit kan komen doordat de temperatuur hoog is of omdat hij Betsy tegenkomt en hij het door haar warm krijgt. Verder legt hij met mooie woorden uit hoe zij drinkt. Het thema is in deze twee kwatrijnen liefde en natuur maar dat veranderd in het derde kwatrijn naar het lot. Hoe het toch kan dat zij bij elkaar zijn gekomen. Uiteindelijk wordt hij teleurgesteld omdat Betsy door de port in slaap valt.

 

Het taal gebruik in dit gedicht is vrij oud, dit is logisch omdat het gedicht uit 1867 komt en dus 153 jaar oud is. Hierdoor komen in dit gedicht best wat anarchismen voor zoals ‘Gekleid’, ‘loddrige’ en ‘behept’.

 

Het gedicht is een vrij vers, dit houdt in dat het geen regelmatige strofebouw bevat. Wel zijn het vijf kwatrijnen, vijf strofen die ieder uit 4 verzen bestaan. In het gedicht komt gekruist mannelijk vol rijm voor. Het is mannelijk omdat de klemtoon altijd op de laatste lettergreep van het woord ligt. Het rijmschema van dit gedicht is: A B A B C D C D E F E F G H G H I J I J.

 

Er komen ook een aantal enjambementen voor in dit gedicht. Bij de eerste, tweede, derde, vijfde, zesde, zevende, negende, tiende, dertiende, veertiende en vijftiende versregel. Ook zitten er in dit gedicht elisies, er komt zes keer “’t” in het gedicht voor.

 

Het thema wat er dus uitspringt in dit gedicht is liefde, alle elementen die in het gedicht voorkomen komen voort uit het lief hebben van iemand. Als er dan wat gebeurt kan dat tot teleurstelling leiden en vaak komt liefde door het lot.

 

Willem Bilderdijk was een andere bekende schrijver in deze tijd. Hij heeft super veel geschreven en werd daarom ook wel ‘een onvermoeibaar versifex’ genoemd en later ‘Bulderdijk’. Schrijven deed hij naast zijn fulltimebaan als advocaat en later docent.

 

Een van zijn gedichten was ‘Het menselijk verstand’:

Wat is des mensen geest beperkt! –
Hoe lang, hoe zwaar hij zwoegt en werkt,
Hoe vlijtig hij doorzoekt, hoe kloek hij is in ’t gissen,
Van niets is hij gewis, niets weet hij in den grond.
’t Is al voor hem omringd van dichte duisternissen,
Waar in nooit schemer daagt van ’t licht der morgenstond.
Dat vrij de toorts der wetenschap
In de ogen flikker’, vlamm’, en knapp’!
Het is om ’t waarheidspoor voor dat des waans te missen.
En slimmer duizendwerf waar hij zijn dwaallicht spreidt,
Dan ’t donker van de onwetendheid,
Te dom, om smaaklijk gift voor voedsel op te dissen!
ô Dwalingen, wier tal en maat
Het zand der zee te boven gaat,
En vasthoudt aan elkaar als saamgekleefde klissen;
Gy door die stalkaars voortgebracht,
Gy toont ons, dat die zucht die steeds naar kennis tracht,
Slechts enkel twijflen leert of roekeloos beslissen!

 

 

 

 

Bronnen: